Naamwoordelijk gezegde herkennen
Klik op de dubbele pijl rechts onderaan om de les op je volledige scherm te bekijken.
Hieronder vind je ook de klassieke weergave en de oude oefeningen terug. Bij voorkeur gebruik je de presentatie en oefeningen hierboven, maar wie dat wenst kan ook de oudere inhoud blijven gebruiken.
Soms hoort er bij de persoonsvorm een woord of woordgroep dat geen werkwoordelijke aanvulling is. Dit is het geval wanneer de pv een koppelwerkwoord is (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen).
De aanvulling, het naamwoordelijk deel (n.d.), hoort bij het werkwoord als de persoonsvorm en het onderwerp samen niets betekenen, als er nog een stukje informatie ontbreekt. Je vindt het naamwoordelijk deel door de volgende vraag te stellen:
hoe/wat + persoonsvorm + onderwerp?
Bijv. Hij is ziek –> “Is” is een koppelwerkwoord, dus hoe of wat is hij? –> ziek.
Naamwoordelijk deel = ziek.
Naamwoordelijk gezegde = is ziek. (pv + n.d.)
Geef een reactie of stel een vraag.