Werkwoordelijk gezegde herkennen
Klik op de dubbele pijl rechts onderaan om de les op je volledige scherm te bekijken.
Hieronder vind je ook de klassieke weergave en de oude oefeningen terug. Bij voorkeur gebruik je de presentatie en oefeningen hierboven, maar wie dat wenst kan ook de oudere inhoud blijven gebruiken.
Wanneer je persoonsvorm een hulpwerkwoord is dan heeft de persoonsvorm op zich geen betekenis. Die betekenis zit dan in 1 of meerdere werkwoorden die verderop in de zin staan. Deze aanvullende werkwoorden noemen we uiteraard de werkwoordelijke aanvulling (w.w.a.).
Enkele voorbeelden (de persoonsvorm staat onderstreept):
Ik / heb / 50 lengtes / gezwommen. // –> de werkwoordelijke aanvulling is een voltooid deelwoord.
Ik / kan / dit boek / in een uurtje / lezen. // –> de werkwoordelijke aanvulling is een infinitief.
Hij / heeft / die nieuwe cd / zeker / al 10 keer / beluisterd. // –> de werkwoordelijke aanvulling is een voltooid deelwoord.
Lag /je / al lang / te slapen? // –> de werkwoordelijke aanvulling is te+infinitief.
De andere leerlingen / zijn / over de oefening / aan het klagen. // –> de werkwoordelijke aanvulling is aan (het) +infinitief.
Ik / had / een veel leuker spel / gekocht kunnen hebben. // –> de werkwoordelijke aanvulling is een combinatie van één voltooid deelwoord en 2 infinitieven.
Conclusie:
De werkwoordelijke aanvulling kan dus een voltooid deelwoord, een infinitief, een te + infinitief, een aan het + infinitief of een combinatie van deze vormen zijn.
Oefeningen
Tips
- In elke zin kan maar één voltooid deelwoord staan!
Hij is geweigerd geworden –> Fout!
Hij is geweigerd. –> Goed! - De werkwoorden van de werkwoordelijke aanvulling staan altijd samen, er kunnen geen andere woorden tussen staan.
Hij heeft haar nooit kunnen een cadeau geven. –> Fout!
Geef een reactie of stel een vraag.