Zoek de persoonsvorm en de niet-werkwoordelijke aanvulling
Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Opa haalt je om halfzeven op.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Opa haalt je om halfzeven op.
Wat is de persoonsvorm?
Hij zag af van de zware inspanningen.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Hij zag af van de zware inspanningen.
Wat is de persoonsvorm?
Hij behielp zich met enkele lucifers en wat droog hout.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Hij behielp zich met enkele lucifers en wat droog hout.
Wat is de persoonsvorm?
Plotseling vielen alle lichten uit.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Plotseling vielen alle lichten uit.
Wat is de persoonsvorm?
Na de verschillende inbraken was hij extra op zijn hoede.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Na de verschillende inbraken was hij extra op zijn hoede.
Wat is de persoonsvorm?
De leerkracht joeg de leerlingen de kast op.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
De leerkracht joeg de leerlingen de kast op.
Wat is de persoonsvorm?
De kinderen ondersteunden elkaar wanneer ze konden.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
De kinderen ondersteunden elkaar wanneer ze konden.
Wat is de persoonsvorm?
De voetballer schaamde zich diep over de owngoal.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
De voetballer schaamde zich diep over de owngoal.
Wat is de persoonsvorm?
Het idyllische koppeltje stond in vuur en vlam.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
Het idyllische koppeltje stond in vuur en vlam.
Wat is de persoonsvorm?
De terrorist blies de gebouwen op.
Wat is de niet-werkwoordelijke aanvulling?
De terrorist blies de gebouwen op.