Hoe maak je de verkleinwoorden?
- Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel –je toe te voegen.
Huis – huisje, stad – stadje
- Na woorden eindigend op l, n, w of r komt het achtervoegsel -tje.
Stoel – stoeltje, schoen – schoentje, vrouw – vrouwtje, deur – deurtje
- Na woorden eindigend op m komt het achtervoegsel -pje.
boom – boompje
- Als het woord op –ng eindigt dan maak je het verkleinwoord met –kje of –etje
koning – koninkje, leerling – leerlingetje.
- Als het woord op één vrije klinker eindigt dan verdubbel je die klinker.
Oma – omaatje, café – cafeetje, villa – villaatje.
Let op: als het woord op –y eindigt, dan schrijf je een weglatingsteken, zie hier.
baby – bay’tje, pony – pony’tje.
- Als het woord een letter, cijfer of afkorting is, dan gebruik je een weglatingsteken.
A4’tje, sms’je, p’tje.
Oefeningen
- Maak de verkleinwoorden
- Zelfstandig naamwoord: verkleinwoord
Klik hier om de oefeningen te starten.
Geef een reactie of stel een vraag.