Bijvoeglijk naamwoord

In deze les leer je de theorie over het bijvoeglijk naamwoord en maak je enkele oefeningen erover. We bekijken ook de trappen van vergelijking, die een speciale eigenschap zijn van veel bijvoeglijke naamwoorden. Klik op de dubbele pijl rechts onderaan om de les op je volledige scherm te bekijken.

Lidwoord

In deze les leer je over de verschillende lidwoorden. We hebben het over bepaalde en onbepaalde lidwoorden en we maken enkele oefeningen op het gebruik ervan. Klik op de dubbele pijl rechts onderaan om de les op je volledige scherm te bekijken.

Zelfstandig naamwoord

In deze les leer je zelfstandige naamwoorden herkennen en ontdek je dat er 2 soorten zelfstandige naamwoorden bestaan: soortnamen en eigennamen. Klik op de dubbele pijl rechts onderaan om de les op je volledige scherm te bekijken.

Bijwoordelijke bepaling

Bijwoordelijke bepaling herkennen De bijwoordelijke bepaling (b.w.b.) is een verzameling van alle overblijvende zinsdelen. Hieronder vind je enkele voorbeelden. Bijwoordelijke bepaling van plaats: Hij woont in Gent. Waar woont hij? –> In Gent. Bijwoordelijke bepaling van richting. We trokken verder naar het noorden. Waarheen trokken we verder? –> naar het Lees meer…

Voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp herkennen Een voorzetselvoorwerp (v.z.v.) begint altijd met een voorzetsel (op, onder, naast, aan, met, naar, voor, in, …). Een voorzetselvoorwerp komt alleen voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel. Enkele voorbeelden (de pv staat onderstreept): Ik / twijfel / aan deze methode. // (twijfelen aan) Hij / verwondert / Lees meer…

Meewerkend voorwerp

Meewerkend voorwerp herkennen Het meewerkend voorwerp (m.v.) vind je door de volgende vraag te stellen: aan/voor wie/wat + pv + o. + l.v. + (n.)w.w.a. Enkele voorbeelden (de pv is onderstreept): Hij / gaf / zijn vriendin / een kostbaar geschenk. // –> Aan wie/wat gaf hij een kostbaar geschenk? Lees meer…

Lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp herkennen Het lijdend voorwerp (l.v.) vind je door de volgende vraag te stellen: Wie of Wat + pv + 0 +(n.)w.w.a. Voorbeelden (de pv is onderstreept): Ik / at / de sappige peer / op. //–> Wat at ik op? –> De sappige peer. Ik / heb / Lees meer…

Onderwerp

Onderwerp herkennen Het onderwerp (o.) is het zinsdeel dat bepaalt hoe de persoonsvorm er uitziet. Meestal (maar niet altijd!) verwijst het onderwerp naar iets of iemand dat/die een handeling uitvoert. Je kunt het onderwerp herkennen op de volgende manieren (de pv is onderstreept): Wie of wat + pv (+ w.w.a.+ Lees meer…