Vervoeg de werkwoorden.

Invuloefening

Vul de oefening in, klik op controleer om je oefening na te kijken. Gebruik de "hint"-knop om de eerste letter te krijgen. Let op: je verliest punten als je op de "hint-"knop klikt.
Alle zinnen staan in de ott!

1. Die vrouw met haar blauwe mantel (wachten) al uren op nieuws.
2. De kleuters (stoeien) wat in het badje.
3. Hij (kokhalzen) van slakken, oesters en mosselen.
4. Ik (antwoorden) niet op zo’n onbeleefde vraag.
5. (blozen) je baby’tje altijd zo mooi?
6. (wedden) je voor een ijsje?
7. De sneeuw (smelten) bliksemsnel.
8. Wat (zingen) deze jongedames toch prachtig.
9. Hij (vinden) het boek niet meer.
10. Waarom (grinniken) jullie zo?
11. Wat voor lekkers (bereiden) de kok vandaag?
12. De klank van trompetten (klinken) door de straten.
13. Plechtig (schrijden) de bruidsstoet over de uitgerolde lopers.
14. (praten) je nog wel eens met Erik op de bus?
15. Hij (slaan) het stof uit de mat.
16. De ene aap (vlooien) graag de andere.
17. Mijn hart (bonzen) tegen mijn ribben.
18. Met sambal oelek (kruiden) je oosterse gerechten.
19. Hij (antwoorden) op alle vragen.
20. Je (vinden) die knoop nooit meer terug.