Vervoeging in de onvoltooid tegenwoordige tijd
De pv vind je door een ja/nee-vraag te maken.
Het onderwerp van een zin vind je door de vraag “wie of wat + pv?” te stellen.
Bestudeer het onderstaande schema aandachtig. Daarna moet het mogelijk zijn om alle oefeningen correct op te lossen. Eventueel kun je dit schema printen.

Er is 1 uitzondering op het schema: Als het onderwerp in de zin “je” of “jij” is, en als dat onderwerp achter de pv staat., dan valt de “t” weg.
Bijvoorbeeld: je lacht --> lach je MAAR je broer lacht --> lacht je broer?
Ook: als je een bevel geeft --> alleen de stam. Kom hier, sta op, sluit het raam.
ik |
werk |
STAM |
jij/je |
werkt |
STAM+t |
hij/zij |
werkt |
STAM+t |
u |
werkt |
stam+t |
wij/we |
werken |
infinitief |
jullie |
werken |
infinitief |
zij/ze |
werken |
infinitief |