1. Vorige zomer (braden) wij vaak vlees in de tuin.
2. Het is belangrijk dat je je spelling niet (verwaarlozen).
3. Het (verrassen) me niet dat het vervuilde water zomaar in de rivier (lozen) was.
4. Oma (vergasten) ons vorige zondag op een (uitbreiden) lunch.
5. Omdat het vanmorgen zo (misten), (gelasten) onze coach de training af. Dat bericht vernamen we via de telefoon.
6. Heb jij enig idee waarom onze ouders The Beatles vroeger zo (verafgoden)?
7. Jan (vermoeden) dat de lerares de toetsen vandaag nog (verbeteren).
8. (vernederen) door de omstaanders werd de verdachte het justitiepaleis binnengeleid.
9. (wenden) u zich tot de directie als u zich onheus (behandelen) voelt.
10. De vrouw werd door haar man zo erg onderdrukt dat ze hem al spoedig (verachten).
11. Vorige nacht (verschaffen) inbrekers zich toegang tot het pand.
12. Wat een leuk feestje was dat! We hebben , en (badmintonnen, waterskiën, surfen). De rest van het gezelschap (barbecuen) tot laat in de avond. Ook de hond was door het dolle heen: hij (racen) door de tuin en (begraven) de botjes van het (grillen) vlees.
13. (betwisten) erfenissen zorgen altijd voor tweedracht onder familieleden.
14. Werd er bij jouw hond ook een chip (inplanten)?
15. Het straatlawaai is stilaan (wegebben).
16. Het lichte bootje is in de storm (kapseizen).
17. Hij (lachen) maar groen om die (missen) kans.
18. (vinden) je ook dat je op die (verbreden) wegen veiliger (rijden)?
19. De oude man werd (beroven), maar het (ontvreemden) geld is nooit teruggevonden.
20. Men (vermoeden) dat het herstel van de (aanrichten) schade slechts langzaam zal (voltooien) worden.