Tweeklanken

invuloefening

Let op voor de homoniemen! Geef de juiste schrijfwijze. Klik nadien op check om jouw antwoorden te controleren. Indien je één of meerdere fouten gemaakt hebt, krijg je een herkansing.
1. Het (lijdt/ leidt) geen twijfel dat hij de dader is.
2. De lerares beklaagde zich over het (peil/ pijl) van de klas.
3. Ik klauter die (stijle/steile) helling niet op, hoor!
4. De juf (weidt/wijdt) graag uit over jeugdboeken.
5. De poes (vleit/vlijt) zich neer voor de kachel.
6. Hij (weidde/ wijdde) zijn leven aan de opvang van verslaafden.
7. Zwervers (lijden/ leiden) vaak een hondenleven.
8. Bij Christie's werden onlangs enkele pentekeningen van Rubens (geveild/ gevijld).
9. De dame voelde zich (gevlijd/ gevleid) door zijn complimentjes.
10. Het terras zag uit over een (wijds/weids) landschap.