Stam en infinitief
Vul de gaten.
Schrijf je antwoord in de vakjes. Klik daarna op controleer.
Geef de infinitief en de stam van de werkwoorden
Bijvoorbeeld:
Ik liep 100 meter/
liep - lopen - loop
Een belangrijk deel van het schip zonk.
zonk -
-
Wie klopt deze tijd?
klopt -
-
Gisteren zwommen we 500 meter.
zwommen -
-
De wind waaide tussen de takken.
waaide -
-
Hij durft alles!
durft -
-
We verven het hek rood.
verven -
-
De jarige blies de kaarsjes uit.
blies -
-
De schrijver Stijn Streuvels stierf op 98-jarige leeftijd.
sterf -
-
Onbekenden roofden de woning leeg.
roofden -
-
Ik kijk elke dag naar de televisie.
kijk -
-
De cd-speler haperde even.
haperde -
-
Die lamp blijft maar branden.
blijft -
-
Hij dronk heel gulzig.
dronk -
-
Geef je me die gsm even?
geef -
-
De leerkracht kopieerde nog snel de toetsen.
kopieerde -
-
ë
Controleer
OK